Vertalingen trabar ES>NL
I trabar
werkw.
1) poner una traba a un animal -
vastmaken trabar un burro de carga - een werkezel vastbinden |
2) impedir el desarrollo de una acción o proceso -
belemmeren La burocracia administrativa trabó mi expediente por casi tres meses. - De overheidsbureaucratie heeft mijn dossier bijna drie maanden lang tegengewerkt. |
3) juntar cosas materiales o inmateriales para darles unidad -
binden Los sufrimientos hicieron que trabáramos nuestras vidas íntimamente. - Door de beproevingen zijn onze levens nauw met elkaar verbonden geraakt. |
II trabar
werkw.
iniciar una cosa que se expresa -
aanknopen trabar conversación - een gesprek aanknopen |
III trabarse
werkw.
quedar una persona o cosa enganchada en un lugar y no poder moverse -
klem raken Se trabó la llave en la cerradura de la puerta. - De sleutel is in het slot van de deur vast blijven zitten. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
trabar (ww.) | aanpakken (ww.) ; beetgrijpen (ww.) ; beetnemen (ww.) ; beetpakken (ww.) ; betrappen (ww.) ; grijpen (ww.) ; snappen (ww.) ; vastgrijpen (ww.) ; vastnemen (ww.) ; vastpakken (ww.) ; vatten (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `trabar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: agarrarES: atascarES: atrancarES: atraparES: bloquearES: captarES: cautivarES: cazarES: cerrarES: coger