Vertaal
Naar andere talen: • agarrar > DEagarrar > ENagarrar > FR
Vertalingen agarrar ES>NL

I agarrar

werkw.
Uitspraak:  [aγaˈraɾ]

1) asir o tomar algo - vastpakken
agarrar el palo de golf - de golfstok vastpakken

2) contraer una enfermedad o padecer cierto estado - oplopen
agarrar una gripe - een griep oplopen

3) prender o capturar a un delincuente - vastgrijpen
Los agarraron en la frontera. - Ze hebben hem aan de grens vastgegrepen.

4) sorprender a alguien cuando no lo espera o está cometiendo una falta - verrast worden
Los agarró la lluvia cuando estaban paseando. - Ze werden verrast door de regen tijdens hun uitstapje.


II agarrar

werkw.

1) tomar una dirección o un camino - inslaan
Agarró la calle de la derecha y siguió. - Hij sloeg rechts de straat in en liep door.

2) adherirse una cosa a otra - plakken
El pegamento agarra muy bien. - De lijm plakt heel goed.

3) echar raíces y crecer una planta en un nuevo lugar - wortel schieten
La planta que me regalaste agarró perfectamente y ya tiene flores. - De plant die je me cadeau hebt gegeven heeft goed wortel geschoten en heeft nu al bloemen.


III agarrarse

werkw.
Uitspraak:  [aγaˈraɾse]

1) tomar fuertemente a algo - stevig vastgrijpen
agarrar el timón - het roer stevig vastgrijpen

2) tomar o asirse fuertemente a algo inmaterial - zich vastgrijpen
agarrarse a una ilusión - zich vastgrijpen aan een illusie


IV agárrate

tussenwerpsel
Uitspraak:  [aˈγarate]

se usa para avisar al interlocutor que escuchará algo inesperado - hou je (stevig) vast!
¡Agárrate que hoy te vas a enterar de todo! - Hou je vast want vandaag zul je alles te weten komen!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
agarrar (znw.)de greep (m)
agarrar (ww.) klemmen (ww.) ; klauwen (ww.) ; kluisteren (ww.) ; knellen (ww.) ; omklemmen (ww.) ; ontroeren (ww.) ; pakken (ww.) ; snuffelen (ww.) ; vangen (ww.) ; vastgrijpen (ww.) ; vasthouden (ww.) ; vastklampen (ww.) ; vastnemen (ww.) ; vastpakken (ww.) ; vatten (ww.) ; verneuken (ww.) ; verstrikken (ww.) ; ketenen (ww.) ; aangrijpen (ww.) ; aanklampen (ww.) ; aanpakken (ww.) ; aanvatten (ww.) ; beetgrijpen (ww.) ; beetnemen (ww.) ; beetpakken (ww.) ; binden (ww.) ; boeien (ww.) ; graaien (ww.) ; grabbelen (ww.) ; grijpen (ww.) ; houden (ww.) ; inhaken (ww.)
agarrar grijpen ; klampen ; ingraven
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `agarrar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abordar
ES: abrazarse a
ES: aferrar
ES: agarrarse a
ES: agarrotarse
ES: alzar
ES: amanecer
ES: asir
ES: atrancar
ES: atrapar