Vertalingen coger ES>NL
I coger
werkw.
1) realizar el acto sexual -
neuken 2) llevar a una persona o cosa a un lugar diferente -
ophalen Coge los niños por el colegio. - Haal de kinderen van school op. |
3) apropiarse de una cosa material de manera indebida -
(af)pakken El ladrón cogió un bolso en plena calle. - De dief pakte een tas af midden op straat. |
4) recolectar algo -
verzamelen coger caracolas en la playa - slakken op het strand verzamelen |
5) apresar a alguien que huye -
grijpen El guardia cogió al criminal cuando se daba a la fuga. - De bewaker greep de misdadiger toen die op de vlucht sloeg. |
6) tomar nota de algo por escrito -
noteren La camarera cogía las órdenes de los clientes. - De serveerster noteerde de bestellingen van de klanten. |
7) confiscar una autoridad algo que se intentaba pasar de contrabando -
in beslag nemen coger un cargamento de hachís - een lading hasj in beslag nemen |
8) admitir a una persona o cosa -
aannemen Me cogieron como secretaria en una gran empresa. - Ze hebben me als secretaresse in een groot bedrijf aangenomen. |
9) elegir una persona o cosa entre varias posibles -
uitkiezen coger un hotel - een hotel uitkiezen |
10) encontrar a alguien en determinada situación -
betrappen Lo cogí fumando en el baño. - Ik heb hem betrapt toen hij in de badkamer zat te roken. |
11) rodear algo con los dedos de la mano -
pakken Coge las llaves que están sobre el refrigerador. - Pak de sleutels die op de koelkast liggen. |
12) pasar a tener o experimentar algo inmaterial -
krijgen coger ira - woedend worden |
13) hacer uso de un medio de transporte -
nemen coger un taxi - een taxi nemen |
14) pasar a tener una persona algo inmaterial que afecta su estado -
oplopen coger un mareo - misselijk worden |
15) comprender el significado de algo -
begrijpen No cogí la moraleja de la historia. - Ik heb de moraal van het verhaal niet begrepen. |
cogerla con (=pasar a tenerle manía a una persona) - het gemunt hebben op
Se la coje siempre con su hijo menor. - Ze heeft het altijd gemunt op haar jongste zoon.
|
coger y + verbo (=se usa para dar énfasis a la acción que señala el verbo) - en nu....
Coge y te vienes enseguida. - En nu kom je meteen.
|
II coger
werkw.
tomar un camino o dirección -
afslaan Vas por la avenida y coges la cuarta calle a la derecha. - Je gaat langs de boulevard en slaat de vierde straat rechtsaf. |
III cogerse
werkw.
poseer sexualmente a una persona -
neuken © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
coger (znw.) | de greep (m) |
coger (ww.) | toeëigenen (ww.) ; oogsten (ww.) ; tepakkenkrijgen (ww.) ; te pakken krijgen (ww.) ; stelen (ww.) ; snappen (ww.) ; snaaien (ww.) ; roven (ww.) ; plunderen (ww.) ; plukken (ww.) ; pikken (ww.) ; pakken (ww.) ; opvangen (ww.) ; opslurpen (ww.) ; opslorpen (ww.) ; opnemen (ww.) ; oplopen (ww.) ; opdoen (ww.) ; onverlangd krijgen (ww.) ; verrassen (ww.) ; wegpikken (ww.) ; wegpakken (ww.) ; wegnemen (ww.) ; wegkapen (ww.) ; wat neervalt opvangen (ww.) ; verzamelen (ww.) ; vervreemden (ww.) ; verstrikken (ww.) ; verschalken (ww.) ; vangen (ww.) ; verduisteren (ww.) ; verdonkeren (ww.) ; verdonkeremanen (ww.) ; vatten (ww.) ; vastpakken (ww.) ; vastnemen (ww.) ; vastklampen (ww.) ; vastgrijpen (ww.) ; beetgrijpen (ww.) ; boeien (ww.) ; binnen halen (ww.) ; binden (ww.) ; betrappen (ww.) ; benemen (ww.) ; bemachtigen (ww.) ; begrijpen (ww.) ; beetpakken (ww.) ; beetnemen (ww.) ; gappen (ww.) ; afnemen (ww.) ; afbedelen (ww.) ; achteroverdrukken (ww.) ; absorberen (ww.) ; aanvatten (ww.) ; aanpakken (ww.) ; aanklampen (ww.) ; aangrijpen (ww.) ; kluisteren (ww.) ; ontvreemden (ww.) ; ontnemen (ww.) ; ontfutselen (ww.) ; obsederen (ww.) ; nuttigen (ww.) ; neuken (ww.) ; nemen (ww.) ; naaien (ww.) ; leegstelen (ww.) ; klauwen (ww.) ; ketenen (ww.) ; kapen (ww.) ; jatten (ww.) ; inpikken (ww.) ; iets onverwachts doen (ww.) ; halen (ww.) ; grijpen (ww.) |
coger | grijpen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `coger`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abordarES: absorberES: acarrearseES: acogerES: adquirirES: aferrarES: agarrarES: agarrarse aES: alzarES: apoderarse de