Vertaal
Naar andere talen: • bloquear > DEbloquear > ENbloquear > FR
Vertalingen bloquear ES>NL

I bloquear

werkw.
Uitspraak:  [blo´keaɾ]

1) obstruir el paso o la comunicación - versperren
El ejército bloqueó el puente. - Het leger versperde de brug.

2) detener el funcionamiento de algo - vergrendelen
bloquear la puerta del automóvil - de deur van de auto vergrendelen


II bloquearse

werkw.
Uitspraak:  [blo´keaɾse]

1) dejar de funcionar - vastlopen
La computadora se bloqueó. - De computer liep vast.

2) quedarse una persona sin saber cómo actuar o hablar - helemaal verward raken
En el examen se bloqueó. - In het examen raakte hij helemaal verward.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
bloquear (ww.) borgen (ww.) ; versperren (ww.) ; verhinderen (ww.) ; vergrendelen (ww.) ; op slot zetten (ww.) ; op slot doen (ww.) ; locken (ww.) ; grendelen (ww.) ; dichtmaken (ww.) ; dichtdoen (ww.) ; beletten (ww.) ; belemmeren (ww.) ; barricaderen (ww.) ; afsluiten (ww.) ; afgrendelen (ww.)
bloquear beletten ; vastlopen ; blokkeren ; bevriezen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `bloquear`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: atascar
ES: atrancar
ES: cerrar
ES: cerrar con llave
ES: echar el cerrojo a
ES: embotellar
ES: impedir
ES: levantar barricadas en
ES: obstaculizar
ES: obstruir