Vertaal
Vertalingen poner en marcha ES>NL
poner en marcha (ww.) aanbinden (ww.) ; aandoen (ww.) ; aandraaien (ww.) ; aanknopen (ww.) ; aanmaken (ww.) ; aanzetten (ww.) ; inschakelen (ww.) ; motiveren (ww.) ; opstarten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `poner en marcha`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acentuar
ES: acondicionar
ES: afilar
ES: aguijonear
ES: alentar
ES: animar
ES: apoyar
ES: apresurar
ES: apuntalar
ES: arrancar