Vertaal
Naar andere talen: • exprimir > DEexprimir > ENexprimir > FR
Vertalingen exprimir ES>NL

exprimir

werkw.
Uitspraak:  [ekspɾi'miɾ]

1) extraer el jugo o sustancia de algo, especialmente de una fruta cítrica - uitpersen
exprimir naranjas - sinaasappels uitpersen

2) aprovechar al máximo las capacidades de alguien - verwoorden
No supo exprimir los conocimientos de su tutor. - Hij kon zijn kennis van zijn klassenleraar niet verwoorden.

3) explotar o aprovecharse de alguien, especialmente haciéndolo trabajar mucho - uitbuiten
Esa empresa exprime a sus empleados. - Dat bedrijf buit haar werknemers uit.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
exprimir (ww.) drukken (ww.) ; fijnmaken (ww.) ; inpersen (ww.) ; klemmen (ww.) ; knijpen (ww.) ; leegknijpen (ww.) ; persen (ww.) ; platdrukken (ww.) ; uitdrukken (ww.) ; uitknijpen (ww.) ; uitpersen (ww.) ; uitwringen (ww.) ; verbrijzelen (ww.) ; vergruizen (ww.) ; vermorzelen (ww.) ; verpletteren (ww.)
Bronnen: Wikipedia; interglot


Voorbeeldzinnen met `exprimir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: anonadar
ES: aplastar
ES: aplastarse
ES: apretar
ES: apretujar
ES: comprimir
ES: destrozar
ES: destruir
ES: estropear
ES: estrujar