Vertaal
Naar andere talen: • estrujar > DEestrujar > ENestrujar > FR
Vertalingen estrujar ES>NL

estrujar

werkw.
Uitspraak:  [estɾu'xaɾ]

1) apretar o torcer una cosa para extraer la sustancia que contiene - uitpersen
estrujar la ropa del lavado - het wasgoed uitpersen

2) apretar algo para arrugarlo o estropearlo - verkreukelen
Estrujó la carta de despedida. - Hij verkreukelde de afscheidsbrief.

3) abrazar con fuerza a una persona - stevig omhelzen
Colmado de emoción estrujó fuertemente a su hermano. - Geheel ontroerd omhelsde hij zijn broer stevig.

4) agotar el provecho que se tiene de una persona o cosa - uitzuigen
estrujar a los empleados - de werknemers uitzuigen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
estrujar (ww.) samendrukken (ww.) ; voorwenden (ww.) ; verzinnen (ww.) ; verpletteren (ww.) ; vermorzelen (ww.) ; verkreukelen (ww.) ; vergruizen (ww.) ; verfrommelen (ww.) ; verfomfaaien (ww.) ; verdichten (ww.) ; verbrijzelen (ww.) ; uitpersen (ww.) ; uitdenken (ww.) ; samenpersen (ww.) ; platdrukken (ww.) ; persen (ww.) ; omklemmen (ww.) ; leegknijpen (ww.) ; kreuken (ww.) ; kreukelen (ww.) ; knellen (ww.) ; klemmen (ww.) ; fijnmaken (ww.) ; fantaseren (ww.) ; comprimeren (ww.) ; bedenken (ww.)
estrujar kneuzen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `estrujar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abrazarse a
ES: agarrar
ES: agarrotarse
ES: ajar
ES: anonadar
ES: aplastar
ES: aplastarse
ES: apretar
ES: arrugar
ES: arrugarse