Vertaal
Naar andere talen: • ejercer > DEejercer > ENejercer > FR
Vertalingen ejercer ES>NL

ejercer

werkw.
Uitspraak:  [exeɾ'ɑueɾ]

1) practicar un oficio o profesión - uitoefenen
ejercer la psicología - de psychologie uitoefenen

2) hacer que una fuerza actúe sobre una persona o cosa - uitoefenen
ejercer presión sobre la opinión pública - druk uitoefenen op de publieksopinie

3) hacer uso un derecho o facultad - gebruik maken van
ejercer los deberes ciudadanos - gebruik maken van de burgerrechten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ejercer (ww.) aanwenden (ww.) ; benutten (ww.) ; beoefenen (ww.) ; gebruik maken van (ww.) ; gebruiken (ww.) ; oefenen (ww.) ; ontwikkelen (ww.) ; toepassen (ww.) ; trainen (ww.) ; uitoefenen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `ejercer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: aplicar
ES: apostar
ES: aprovechar
ES: comenzar
ES: consumir
ES: dedicarse a
ES: ejercitarse
ES: emplear
ES: gastar
ES: iniciar