Vertalingen ejercer ES>NL
ejercer
werkw.
1) practicar un oficio o profesión -
uitoefenen ejercer la psicología - de psychologie uitoefenen |
2) hacer que una fuerza actúe sobre una persona o cosa -
uitoefenen ejercer presión sobre la opinión pública - druk uitoefenen op de publieksopinie |
3) hacer uso un derecho o facultad -
gebruik maken van ejercer los deberes ciudadanos - gebruik maken van de burgerrechten |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ejercer (ww.) | aanwenden (ww.) ; benutten (ww.) ; beoefenen (ww.) ; gebruik maken van (ww.) ; gebruiken (ww.) ; oefenen (ww.) ; ontwikkelen (ww.) ; toepassen (ww.) ; trainen (ww.) ; uitoefenen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `ejercer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aplicarES: apostarES: aprovecharES: comenzarES: consumirES: dedicarse aES: ejercitarseES: emplearES: gastarES: iniciar