Vertaal
Naar andere talen: • emplear > DEemplear > ENemplear > FR
Vertalingen emplear ES>NL

I emplear

werkw.
Uitspraak:  [em'pleaɾ]

1) usar algo para un fin determinado - gebruiken
emplear una herramienta - een gereedschap gebruiken

2) consumir alguna cosa - besteden
Empleó dinero en bienes raíces. - Hij heeft geld in onroerende goederen besteed.
uitdrukking dar por bien empleado

3) dar trabajo a alguien - in dienst nemen
emplear mano de obra extranjera - buitenlandse arbeidskrachten in dienst nemen
uitdrukking estar bien empleado


II emplearse

werkw.
Uitspraak:  [em'pleaɾse]

esforzarse para conseguir un fin determinado - zich bezighouden
emplearse en una causa justa - zich bezighouden met een goed doel

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
emplear (ww.) aannemen (ww.) ; aantrekken (ww.) ; aanwenden (ww.) ; benutten (ww.) ; bezigen (ww.) ; detacheren (ww.) ; exploiteren (ww.) ; gebruik maken van (ww.) ; gebruiken (ww.) ; hanteren (ww.) ; in dienst nemen (ww.) ; inhuren (ww.) ; tewerkstellen (ww.) ; toepassen (ww.) ; uitbuiten (ww.) ; uitzenden (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `emplear`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abusar de
ES: alquilar
ES: aplicar
ES: apostar
ES: aprovechar
ES: brindar
ES: colocar
ES: comenzar
ES: consagrar
ES: consumir