Vertalingen emplear ES>NL
I emplear
werkw.
1) usar algo para un fin determinado -
gebruiken emplear una herramienta - een gereedschap gebruiken |
2) consumir alguna cosa -
besteden Empleó dinero en bienes raíces. - Hij heeft geld in onroerende goederen besteed. |
dar por bien empleado (=estar satisfecho de algo realizado debido a los resultados obtenidos) - een goede besteding zijn
Da por bien empleado el tiempo que pasas con tus hijos que no se repite. - De tijd die je met je kinderen doorbrengt en zich niet herhaalt, is een goede besteding.
|
3) dar trabajo a alguien -
in dienst nemen emplear mano de obra extranjera - buitenlandse arbeidskrachten in dienst nemen |
estar bien empleado (=merecer una persona las consecuencias negativas de sus malos actos) - zijn eigen schuld zijn
Le está bien empleado que se quede solo. - Het is zijn eigen schuld dat hij alleen achterblijft.
|
II emplearse
werkw.
esforzarse para conseguir un fin determinado -
zich bezighouden emplearse en una causa justa - zich bezighouden met een goed doel |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
emplear (ww.) | aannemen (ww.) ; aantrekken (ww.) ; aanwenden (ww.) ; benutten (ww.) ; bezigen (ww.) ; detacheren (ww.) ; exploiteren (ww.) ; gebruik maken van (ww.) ; gebruiken (ww.) ; hanteren (ww.) ; in dienst nemen (ww.) ; inhuren (ww.) ; tewerkstellen (ww.) ; toepassen (ww.) ; uitbuiten (ww.) ; uitzenden (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `emplear`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abusar deES: alquilarES: aplicarES: apostarES: aprovecharES: brindarES: colocarES: comenzarES: consagrarES: consumir