Vertaal
Naar andere talen: • dicha > DEdicha > ENdicha > FR
Vertalingen dicha ES>NL

la dicha

zelfst.naamw.
Uitspraak:  ['ditʃa]

1) sentimiento de felicidad, alegría o satisfacción - blijdschap
dicha por el encuentro - blijdschap vanwege de ontmoeting

2) situación afortunada - genoegen
Tuve la dicha de conocer al presidente. - Ik had het genoegen om de president te leren kennen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
la dicha (v) de bof (m) ; de fortuin ; het geluk ; geluk hebbend (znw.) ; gelukkigheid (znw.) ; de gelukzaligheid (v) ; de heerlijkheid (v) ; het gelukkig-zijn (znw.) ; de verrukking (v)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `dicha`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: capital
ES: contento
ES: delicia
ES: destino
ES: estrella
ES: exquisitez
ES: felicidad
ES: fortuna
ES: gloria
ES: golpe de fortuna