I la capital

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[kapi'tal]

1) ciudad que es el centro político de un país - hoofdstad

París es la capital de Francia. - Parijs is de hoofdstad van Frankrijk.

2) población sobresaliente en algún aspecto - wereldstad

Buenos Aires, capital del tango. - Buenos Aires, de wereldstad van de tango.

II capital

bijv.naamw.
1) que es fundamental - belangrijk(st)

decisión capital - belangrijk besluit

2) que es mortal ^religie - dood-

pena capital - doodstraf

3) que es muy grave ^religie - hoofd-

pecado capital - hoofdzonde

4) que es irreversible - enorm

error capital - enorme fout

III el capital

zelfst.naamw.
cantidad indeterminada de dinero ^economie - kapitaal

capital para la compra - kapitaal voor de aankoop

© K Dictionaries Ltd.

la capital (v)	hoofdstad (m)
el capital (m)	de fortuin ; het vermogen ; de hoofdsom ; de hoofdplaats ; het geluk ; de geldvoorraad (m) ; het geldelijk vermogen ; het fortuintje ; fonds ; belangrijkste geldbedrag (znw.)
el capital	het kapitaal
capital	aandelenkapitaal ; kapitaal ; gestort en opgevraagd kapitaal ; geplaatst kapitaal ; eigen vermogen ; deelneming

Bronnen: Omegawiki.org; interglot; Wikipedia; Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.




ES: acervo
ES: activo
ES: activos y pasivos
ES: bien propio
ES: bienes
ES: capital de colocación
ES: capital de explotación
ES: capital de provincia
ES: capital flotante
ES: capital fundacional