Vertalingen deshacer ES>NL
I deshacer
werkw.
1) descomponer una cosa en las partes con que fue realizada -
losmaken deshacer el tejido - de stof losmaken |
2) convertir un cuerpo sólido en líquido -
laten smelten deshacer el queso con el calor - de kaas met de warmte laten smelten |
3) provocar en otro tristeza, preocupación o desánimo -
van streek maken La noticia de su muerte me deshizo. - Het nieuws van zijn dood maakte me van streek. |
4) volver a recorrer un camino, pero en sentido contrario -
teruglopen Para regresar, deshicimos nuestro camino. - Om terug te keren, zijn we via onze weg teruggelopen. |
5) romper con un compromiso -
ongedaan maken deshacer el pacto - het verdrag ongedaan maken |
II deshacerse
werkw.
1) convertirse un cuerpo sólido en líquido -
smelten deshacerse el hielo - het ijs smelten |
2) abandonar una cosa que no sirve o no resulta útil -
zich ontdoen deshacerse de los recuerdos - zich losmaken van de herinneringen |
3) quedar libre de la presencia de una persona -
afkomen deshacerse del marido - van de echtgenoot afkomen |
4) realizar una tarea con mucho empeño y energía -
zich uitsloven Se deshace por complacer a su padre. - Hij slooft zich uit om zijn vader een plezier te doen. |
5) perder una persona la energía y quedar muy triste -
instorten Se deshizo después de la mala noticia. - Hij stortte in na het slechte nieuws. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
deshacer (ww.) | uit elkaar halen (ww.) ; ontraadselen (ww.) ; ontrafelen (ww.) ; ontwarren (ww.) ; openbreken (ww.) ; scheiden (ww.) ; splitsen (ww.) ; te niet doen (ww.) ; tenietdoen (ww.) ; tornen (ww.) ; ontdoen (ww.) ; uiteengaan (ww.) ; uiteenhalen (ww.) ; uithalen (ww.) ; uitpluizen (ww.) ; uitrafelen (ww.) ; uitsplitsen (ww.) ; uittrekken (ww.) ; uitvezelen (ww.) ; uitzoeken (ww.) ; kraken (ww.) ; aanvreten (ww.) ; afbestellen (ww.) ; afgelasten (ww.) ; afkoppelen (ww.) ; afzeggen (ww.) ; annuleren (ww.) ; bederven (ww.) ; beschadigen (ww.) ; intrekken (ww.) ; aantasten (ww.) ; losbreken (ww.) ; loshaken (ww.) ; loshalen (ww.) ; loskoppelen (ww.) ; loskrijgen (ww.) ; losmaken (ww.) ; lostornen (ww.) ; nietig verklaren (ww.) ; ongedaan maken (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `deshacer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abandonarES: abastecerse deES: abrirES: abrir bruscamenteES: amortizarES: aniquilarES: anularES: apartarES: aplastarES: arrancar