Vertaal
Naar andere talen: • construir > DEconstruir > ENconstruir > FR
Vertalingen construir ES>NL

construir

werkw.
Uitspraak:  [konstɾu'iɾ]

1) edificar una obra constructie - bouwen
Nuestra casa la construimos nosotros mismos. - We hebben ons huis zelf gebouwd.

2) idear una teoría o cualquier otra cosa inmaterial - ineenzetten
No puedo construir un guión. - Ik kan geen draaiboek ineenzetten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
construir (ww.) installeren (ww.) ; verwijden (ww.) ; verruimen (ww.) ; vermeerderen (ww.) ; verbreiden (ww.) ; uitdijen (ww.) ; uitbreiden (ww.) ; uitbouwen (ww.) ; timmerend in elkaar zetten (ww.) ; regelen (ww.) ; plaatsen (ww.) ; openen (ww.) ; opbouwen (ww.) ; monteren en aansluiten (ww.) ; metselen (ww.) ; aanbouwen (ww.) ; inrichten (ww.) ; ineentimmeren (ww.) ; in elkaar zetten (ww.) ; in elkaar timmeren (ww.) ; iets op touw zetten (ww.) ; expanderen (ww.) ; construeren (ww.) ; bouwen (ww.) ; bijbouwen (ww.) ; bebouwen (ww.) ; arrangeren (ww.) ; aanleggen (ww.) ; aanbrengen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `construir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: alzar
ES: ampliar
ES: arreglar
ES: aumentar
ES: carpintear
ES: colocar
ES: colocarse
ES: comenzar
ES: concebir
ES: constituir