Vertaal
Naar andere talen: • arreglar > DEarreglar > ENarreglar > FR
Vertalingen arreglar ES>NL

I arreglar

werkw.
Uitspraak:  [areˈγlaɾ]

1) lavar y poner ropa limpia y elegante a alguien - netjes maken
¿Puedes arreglar a los niños para la fiesta? - Kun jij de kinderen netjes maken voor het feest?

2) poner en orden y limpiar - opruimen
Si no arreglas el cuarto, no irás al cine. - Als je de kamer niet opruimt, ga je niet naar de bioscoop.

3) poner en regla - in orde maken
Debes arreglar los papeles del pasaporte si quieres viajar. - Je moet de papieren van het paspoort in orde maken als je op reis wilt gaan.

4) reparar algo que está roto para que funcione - repareren
El técnico arregló el lavaplatos. - De vakman heeft de vaatwasser gerepareerd.

5) solucionar un problema - oplossen
Quiero explicarle para arreglar el malentendido. - Ik wil het hem uitleggen om het misverstand op te lossen.

6) poner condimentos a la comida para darle sabor - op smaak brengen
Arregló la carne con ajo y perejil. - Hij bracht het vlees op smaak met knoflook en peterselie.

7) hacer modificaciones en una pieza musical muziek - bewerken
El maestro arreglará la sinfonía para el coro. - De dirigent zal de symfonie voor het koor bewerken.

8) hacer trampa en una competencia, pactar antes el resultado - knoeien
Expulsaron a los equipos porque habían arreglado el partido. - Ze hebben de teams uitgeschakeld want ze hadden geknoeid met de wedstrijd.


II arreglarse

werkw.
Uitspraak:  [areˈγlaɾse]

1) resolver o enfrentar una situación - voor zichzelf zorgen
¿El niño se arregla solo en casa cuando tú trabajas? - Kan het kind voor zichzelf zorgen als jij aan het werk bent?

2) entenderse, llegar a un acuerdo varias personas - goedmaken
Ayer discutí con mi novio, pero hoy nos arreglamos. - Gisteren had ik ruzie met mijn vriend, maar vandaag hebben we het bijgelegd.

3) acicalarse, adornarse, ponerse ropas elegantes - zich opmaken
Se demoró porque se estaba arreglando. - Ze was verlaat want ze was zich aan het opmaken.
uitdrukking arreglárselas

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
arreglar (ww.) regelen (ww.) ; installeren (ww.) ; klaarmaken (ww.) ; klaren (ww.) ; klusje opknappen (ww.) ; klussen (ww.) ; maken (ww.) ; meubileren (ww.) ; nabetalen (ww.) ; opknappen (ww.) ; ordenen (ww.) ; prepareren (ww.) ; rechtzetten (ww.) ; inrichten (ww.) ; renoveren (ww.) ; repareren (ww.) ; restaureren (ww.) ; ruzie afsluiten (ww.) ; schikken (ww.) ; terugvinden (ww.) ; vereffenen (ww.) ; vernieuwen (ww.) ; verstellen (ww.) ; voldoen (ww.) ; zich voegen (ww.) ; fatsoeneren (ww.) ; aanpassen (ww.) ; aanzuiveren (ww.) ; afdoen (ww.) ; afhandelen (ww.) ; afspreken (ww.) ; arrangeren (ww.) ; bedisselen (ww.) ; bereiden (ww.) ; betalen (ww.) ; bijleggen (ww.) ; brouwen (ww.) ; fiksen (ww.) ; gereedmaken (ww.) ; goedmaken (ww.) ; herstellen (ww.) ; hervinden (ww.) ; iets op touw zetten (ww.) ; iets regelen (ww.) ; iets toebereiden (ww.) ; in goede staat brengen (ww.) ; in orde brengen (ww.) ; in orde maken (ww.)
arreglar verhelpen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `arreglar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acomodar
ES: acondicionar
ES: acordar
ES: actualizar
ES: adaptar
ES: adaptarse
ES: adecentar
ES: aderezar
ES: ajustar
ES: alzar