Vertalingen quitar ES>NL
I quitar
werkw.
1) apartar una cosa del lugar en que está -
weghalen Quita tus cosas de la mesa. - Haal je spullen van tafel af. |
2) dejar a alguien sin algo que tenía -
afnemen Me quitaron el permiso de conducir. - Ze hebben me het rijbewijs afgenomen. |
3) librar a una persona de una carga o una obligación -
bevrijden Tu ayuda me quita un poco el peso del trabajo. - Jouw hulp bevrijdt me van enige werkdruk. |
4) prohibir una cosa -
verbieden El médico le quitó las píldoras para dormir. - De arts heeft hem de slaappillen verboden. |
5) hacer desaparecer una cosa -
weghalen El café quita el sueño. - Koffie houdt je uit de slaap. |
6) suprimir un empleo -
ontslaan Me quitaron el trabajo. - Ze hebben me van mijn werk ontslagen. |
7) ser un obstáculo o impedimento -
weghalen quitar una piedra del camino - een steen van de weg halen |
quitar de en medio (=matar a una persona) - uit de weg ruimen
La mafia ha quitado de en medio a muchos jueces. - De maffia heeft veel rechters uit de weg geruimd.
|
quitar de encima (=librarse de una persona o de algo molesto) - zich ontdoen van
Quítate de encima todos tus complejos. - Bevrijd je van al je complexen.
|
quitarse de en medio (=apartarse de algo para evitar problemas) - uit de weg gaan
Quítate de en medio antes de que sufras las consecuencias. - Ga uit de weg voordat je de gevolgen zult ondervinden.
|
II quitarse
werkw.
1) apartar el cuerpo de una prenda de vestir -
uittrekken quitarse la ropa - de kleding uittrekken |
2) apartarse totalmente de una cosa -
zich afscheiden Me he quitado del proyecto. - Ik heb me afgescheiden van het project. |
3) separarse de un lugar -
opzijgaan ¡Quítate del camino! - Ga uit de weg! |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
quitar (znw.) | de amputatie (v) |
quitar (ww.) | reinigen (ww.) ; plunderen (ww.) ; roven (ww.) ; ruimen (ww.) ; schoonmaken (ww.) ; schoonpoetsen (ww.) ; uitnemen (ww.) ; uitplunderen (ww.) ; van af zijn (ww.) ; verplaatsen (ww.) ; vervreemden (ww.) ; verwijderen (ww.) ; wegbrengen (ww.) ; wegdoen (ww.) ; weghalen (ww.) ; wegnemen (ww.) ; wegsnijden (ww.) ; wegwerken (ww.) ; zuiveren (ww.) ; bevrijden van (ww.) ; afhelpen (ww.) ; afnemen (ww.) ; afschaffen (ww.) ; afvegen (ww.) ; afzetten (ww.) ; afzonderen (ww.) ; amputeren (ww.) ; beroven (ww.) ; beroven van (ww.) ; depriveren (ww.) ; ecarteren (ww.) ; erafhalen (ww.) ; kwijt raken (ww.) ; leegplunderen (ww.) ; loshalen (ww.) ; ontnemen (ww.) ; ontstelen (ww.) |
quitar | verminderen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `quitar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abandonarES: acarrearES: afanarES: alejarES: alejarseES: amputarES: apartarES: apropiarES: asaltarES: bajar