Vertalingen ayudar ES>NL
I ayudar
werkw.
colaborar, hacer algo que alivia o soluciona un problema a alguien -
helpen Mi hermano mayor siempre me ayuda con las tareas. - Mijn oudere broer helpt me altijd met het huiswerk. |
ser algo el medio o el apoyo para conseguir una cosa -
ondersteunen Sus cuidados me ayudaron a recuperarme. - Zijn verzorging heeft me ondersteund om beter te worden. |
III ayudarse
werkw.
usar el apoyo o la ayuda de alguien o algo -
de hulp gebruiken ayudarse de la familia - de hulp van de familie gebruiken |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ayudar (ww.) | iemand vervangen (ww.) ; weldoen (ww.) ; vooruithelpen (ww.) ; verderhelpen (ww.) ; verder helpen (ww.) ; seconderen (ww.) ; promoten (ww.) ; ondersteunen (ww.) ; meehelpen (ww.) ; assisteren (ww.) ; helpen (ww.) ; handreiken (ww.) ; doorhelpen (ww.) ; bijstaan (ww.) ; bijspringen (ww.) ; bijdragen (ww.) ; avanceren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `ayudar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acudir en ayudaES: ampararES: aportarES: apoyarES: asistirES: atenderES: auxiliarES: aventajarES: colaborarES: conceder una preferencia