Vertaal
Naar andere talen: • bajar > DEbajar > ENbajar > FR
Vertalingen bajar ES>NL

I bajar

werkw.
Uitspraak:  aˈxaɾ]

1) ir de un lugar alto a uno más bajo - (af)dalen , naar beneden gaan
bajar al sótano - naar de kelder gaan

2) descender de un vehículo - uitstappen
bajar del tren - uit de trein stappen

3) disminuir la cantidad, valor o intensidad de algo - verminderen
En el invierno baja la temperatura media. - In de winter daalt de gemiddelde temperatuur.

4) descender de un tono agudo a otro más grave muziek - verlagen
bajar medio tono - een halve toon verlagen


II bajar

werkw.

1) mover a un lugar inferior o más bajo - naar beneden halen
bajar los bolsos del desván - de tassen van de zolder halen

2) inclinar o dirigir algo hacia abajo - naar beneden richten
bajar la cabeza - het hoofd laten hangen

3) obtener un programa o información de Internet - downloaden
bajar un programa de la red - een programma van het netwerk downloaden

4) recorrer un camino que se dirige a un lugar más bajo - naar beneden gaan
bajar la escalera - de trap aflopen

5) disminuir la cantidad, valor o intensidad de algo - verlagen
El gobierno bajó los precios de los alimentos. - De regering heeft de prijzen van de levensmiddelen verlaagd.


III bajarse

werkw.
Uitspraak:  [baˈxaɾse]

inclinarse alguien hacia el suelo - (zich) bukken
bajarse para tocar el suelo - zich bukken om de grond aan te raken.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
bajar (ww.) ontsnappen aan (ww.) ; naar beneden lopen (ww.) ; neerbrengen (ww.) ; neergaan (ww.) ; omlaag gaan (ww.) ; omlaag klauteren (ww.) ; omlaagbrengen (ww.) ; omlaaggaan (ww.) ; omlaagklauteren (ww.) ; omlaagstappen (ww.) ; ontglippen (ww.) ; ontkomen (ww.) ; naar beneden klimmen (ww.) ; ontvluchten (ww.) ; sterk in waarde dalen (ww.) ; uitstappen (ww.) ; vervoegen (ww.) ; vluchten (ww.) ; wegkomen (ww.) ; weglopen (ww.) ; wegrennen (ww.) ; zakken (ww.) ; zich begeven naar (ww.) ; zich vrijmaken (ww.) ; eraf klimmen (ww.) ; achteruitgaan (ww.) ; afdalen (ww.) ; afklimmen (ww.) ; aflopen (ww.) ; afnemen (ww.) ; afstappen (ww.) ; afstijgen (ww.) ; dalen (ww.) ; declineren (ww.) ; er tussenuit knijpen (ww.) ; er vandoor gaan (ww.) ; erafhalen (ww.) ; erop achteruitgaan (ww.) ; eruitgaan (ww.) ; geld inleveren (ww.) ; kelderen (ww.) ; koers zetten naar (ww.) ; lager worden (ww.) ; minder worden (ww.) ; naar beneden brengen (ww.) ; naar beneden gaan (ww.)
bajar neerlaten
Bronnen: interglot; Diving dictionary


Voorbeeldzinnen met `bajar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abreviar
ES: acceder
ES: ahorrar
ES: aligerar
ES: alijar
ES: aminorar
ES: amortiguar
ES: apaciguar
ES: apagar
ES: apear