Vertalingen bajar ES>NL
I bajar
werkw.
1) ir de un lugar alto a uno más bajo -
(af)dalen , naar beneden gaan bajar al sótano - naar de kelder gaan |
2) descender de un vehículo -
uitstappen bajar del tren - uit de trein stappen |
3) disminuir la cantidad, valor o intensidad de algo -
verminderen En el invierno baja la temperatura media. - In de winter daalt de gemiddelde temperatuur. |
4) descender de un tono agudo a otro más grave muziek -
verlagen bajar medio tono - een halve toon verlagen |
II bajar
werkw.
1) mover a un lugar inferior o más bajo -
naar beneden halen bajar los bolsos del desván - de tassen van de zolder halen |
2) inclinar o dirigir algo hacia abajo -
naar beneden richten bajar la cabeza - het hoofd laten hangen |
3) obtener un programa o información de Internet -
downloaden bajar un programa de la red - een programma van het netwerk downloaden |
4) recorrer un camino que se dirige a un lugar más bajo -
naar beneden gaan bajar la escalera - de trap aflopen |
5) disminuir la cantidad, valor o intensidad de algo -
verlagen El gobierno bajó los precios de los alimentos. - De regering heeft de prijzen van de levensmiddelen verlaagd. |
III bajarse
werkw.
inclinarse alguien hacia el suelo -
(zich) bukken bajarse para tocar el suelo - zich bukken om de grond aan te raken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
bajar (ww.) | ontsnappen aan (ww.) ; naar beneden lopen (ww.) ; neerbrengen (ww.) ; neergaan (ww.) ; omlaag gaan (ww.) ; omlaag klauteren (ww.) ; omlaagbrengen (ww.) ; omlaaggaan (ww.) ; omlaagklauteren (ww.) ; omlaagstappen (ww.) ; ontglippen (ww.) ; ontkomen (ww.) ; naar beneden klimmen (ww.) ; ontvluchten (ww.) ; sterk in waarde dalen (ww.) ; uitstappen (ww.) ; vervoegen (ww.) ; vluchten (ww.) ; wegkomen (ww.) ; weglopen (ww.) ; wegrennen (ww.) ; zakken (ww.) ; zich begeven naar (ww.) ; zich vrijmaken (ww.) ; eraf klimmen (ww.) ; achteruitgaan (ww.) ; afdalen (ww.) ; afklimmen (ww.) ; aflopen (ww.) ; afnemen (ww.) ; afstappen (ww.) ; afstijgen (ww.) ; dalen (ww.) ; declineren (ww.) ; er tussenuit knijpen (ww.) ; er vandoor gaan (ww.) ; erafhalen (ww.) ; erop achteruitgaan (ww.) ; eruitgaan (ww.) ; geld inleveren (ww.) ; kelderen (ww.) ; koers zetten naar (ww.) ; lager worden (ww.) ; minder worden (ww.) ; naar beneden brengen (ww.) ; naar beneden gaan (ww.) |
bajar | neerlaten |
Bronnen: interglot; Diving dictionary
Voorbeeldzinnen met `bajar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abreviarES: accederES: ahorrarES: aligerarES: alijarES: aminorarES: amortiguarES: apaciguarES: apagarES: apear