Vertalingen picar ES>NL
picar (ww.) | ophitsen (ww.) ; invreten (ww.) ; kappen (ww.) ; kartelen (ww.) ; kartels krijgen (ww.) ; kepen (ww.) ; kerven (ww.) ; kietelen (ww.) ; kittelen (ww.) ; kriebelen (ww.) ; naar binnen werken (ww.) ; omhakken (ww.) ; inkerven (ww.) ; prikken (ww.) ; provoceren (ww.) ; snijden (ww.) ; steken (ww.) ; steken geven (ww.) ; toehappen (ww.) ; uitdagen (ww.) ; uitlokken (ww.) ; vellen (ww.) ; wegbikken (ww.) ; inkepen (ww.) ; aanbijten (ww.) ; aanleiding geven tot (ww.) ; aanvreten (ww.) ; afbedelen (ww.) ; afbikken (ww.) ; afsnijden (ww.) ; bikken (ww.) ; bomen kappen (ww.) ; doorsteken (ww.) ; een inkeping maken (ww.) ; erdoor steken (ww.) ; eten (ww.) ; hakken (ww.) ; happen in (ww.) ; houwen (ww.) ; inbijten (ww.) ; inetsen (ww.) |
picar | aanscherpen ; wetten ; tamponneren ; openschraper ; jeuken |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `picar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: afrontarES: aguijarES: aguijonearES: animarES: arrancarES: atormentarES: atracarseES: avivarES: causarES: chancear