Vertalingen zunehmen DE>NL
zunehmen
werkw.
1) dicker werden -
aankomen Ich habe im Urlaub (zwei Kilo) zugenommen. - Ik ben op vakantie (twee kilo) aangekomen. |
2) stärker oder größer werden -
toenemen Die Zahl der Studienanfänger hat deutlich zugenommen. - Het aantal eerstejaars is duidelijk toegenomen. Die Schmerzen nahmen immer mehr zu. - De pijn nam steeds meer toe. |
an etw. zunehmen (=von etw. mehr bekommen) - ergens in toenemen
an Ansehen / Einfluss zunehmen - in aanzien / invloed stijgen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zunehmen (ww.) | omhoog komen (ww.) ; zwaarder worden (ww.) ; vervliegen (ww.) ; vermeerderen (ww.) ; vergroten (ww.) ; verdampen (ww.) ; uitbreiden (ww.) ; tot damp worden (ww.) ; toenemen (ww.) ; talrijker maken (ww.) ; stijgen (ww.) ; rijzen (ww.) ; opzetten (ww.) ; omhoogstijgen (ww.) ; omhooggaan (ww.) ; omhoog rijzen (ww.) ; groter worden (ww.) ; groeien (ww.) ; gedijen (ww.) ; dikker worden (ww.) ; de hoogte ingaan (ww.) ; aanzwellen (ww.) ; aanwinnen (ww.) ; aanwassen (ww.) ; aankomen (ww.) ; aangroeien (ww.) |
zunehmen | aanwakkeren ; wassen ; opvullen ; meerderen ; doorzetten |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; A.M.T.S.
Voorbeeldzinnen met `zunehmen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anschwellenDE: ansteigenDE: anwachsenDE: aufkeimenDE: aufstockenDE: ausbauenDE: ausdehnenDE: auskeimenDE: ausweitenDE: dick werdenUitdrukkingen en gezegdes
DE: die Tage nehmen zu
NL: de dagen worden langer