Aufstocken

Vertalingen Aufstocken DE>NL

werkw.

Uitspraak:

[ˈa ufʃtɔkən]

1) in der Menge / Anzahl erhöhen - uitbreiden , verhogen , vergroten

den Haushalt um 5% aufstocken - het huishouden met 5% uitbreiden

2) ein zusätzliches Stockwerk bauen - uitbreiden , verhogen , vergroten

Das Schulgebäude ist zu klein und wird jetzt aufgestockt. - Het schoolgebouw is te klein en wordt nu uitgebouwd.

Overige bronnen

aufstocken (ww.)	aangroeien (ww.) ; aanwassen (ww.) ; heffen (ww.) ; omhoog doen (ww.) ; talrijker maken (ww.) ; vermeerderen (ww.)
Aufstocken	pulsenstapeling

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Aufstocken`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: anheben
DE: Anschwellen
DE: ansteigen
DE: ausbauen
DE: ausweiten
DE: erheben
DE: erweitern
DE: heben
DE: hinaufgehen
DE: hinaufschrauben

aufstocken