Vertalingen verknoten DE>NL
verknoten (ww.) | aan elkaar binden (ww.) ; aan elkaar knopen (ww.) ; aaneenbinden (ww.) ; afbinden (ww.) ; afsnoeren (ww.) ; bevestigen (ww.) ; dichtdoen (ww.) ; dichtknopen (ww.) ; knopen (ww.) ; samenbinden (ww.) ; samenknopen (ww.) ; strikken (ww.) ; vastknopen (ww.) ; verbinden (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `verknoten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abschliessenDE: anbindenDE: BefestigenDE: bindenDE: festbindenDE: festmachenDE: knotenDE: verbindenDE: zumachenDE: zusammenbindenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
verknoten
NL: in de knoop rakenDE: verknotet
NL: vol knopen, in de warDE: ein verknotetes Problem
NL: een ingewikkeld probleem