Vertalingen zusammenbinden DE>NL
zusammenbinden (ww.) | aan elkaar binden (ww.) ; aan elkaar knopen (ww.) ; aaneenbinden (ww.) ; knopen (ww.) ; samenbinden (ww.) ; strikken (ww.) ; vastknopen (ww.) ; verbinden (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `zusammenbinden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anbindenDE: BefestigenDE: festmachenDE: verknoten