Vertalingen befestigen DE>NL
I befestigen
werkw.
1) fest mit etw. verbinden -
bevestigen ein Schild mit Schrauben an der Wand befestigen - een bord met schroeven aan de muur bevestigen Der Briefkasten war am Zaun befestigt. - De brievenbus was aan het hek bevestigd. |
2) stärker, stabiler machen -
verstevigen II die Befestigung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [bəˈfɛstɪgʊŋ] |
Verbuigingen: | Befestigung , Befestigungen |
1) deel van de uitdrukking: bevestiging 2) Nägel, Schrauben, Seile o. Ä., mit denen etw. befestigt ist -
bevestiging die Befestigungen lösen - de bevestigingen losmaken |
3) deel van de uitdrukking: versteviging Sandsäcke zur Befestigung des Ufers - Zandzakken ter versteviging van de oever. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
befestigen (ww.) | aanleggen (ww.) ; aanmeren (ww.) ; afmeren (ww.) ; knopen (ww.) ; meren (ww.) ; strikken (ww.) ; vastbinden (ww.) ; vastknopen (ww.) ; vastmaken (ww.) ; vastmeren (ww.) |
das Befestigen | het vastzetten |
befestigen | bevestigen ; vastmaken ; versterken ; verstevigen |
Bronnen: interglot; cibg.be; A.M.T.S.
Voorbeeldzinnen met `befestigen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anbindenDE: anheftenDE: ankettenDE: anknotenDE: anknüpfenDE: anknöpfenDE: anlegenDE: anschließenDE: anschnallenDE: asphaltierenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
befestigen
NL: vaster worden (koersen)