Vertaal
Naar andere talen: • verbinden > ENverbinden > ESverbinden > FR
Vertalingen verbinden DE>NL

verbinden

werkw.
Uitspraak:  [fɛɐˈbɪndən]

1) mit einem Verband bedecken - verbinden
Der Arzt reinigte und verband die Wunde. - De dokter maakte de wond schoon en bond ze.

2) mit einer Binde oder einem Tuch verschließen - blinddoek
jemandem die Augen verbinden - iemand blinddoeken

3) zusammenfügen - verbinden
Die Schränke sind durch Schrauben miteinander verbunden. - De kasten zijn met schroeven met elkaar verbonden.

4) einen Abstand überbrücken - verbinden
Die Insel ist durch eine Brücke mit dem Festland verbunden. - Het eiland wordt door een brug met het vaste land verbonden.

5) in Gedanken miteinander in Beziehung setzen - associëren
Finnland verbinde ich mit Rentieren und Mitternachtssonne. - Ik associeer Finland met rendieren en middernachtszon.

6) in einen Zusammenhang bringen - verenigen
das Angenehme mit dem Nützlichen verbinden - het aangename met het nuttige verenigen
einen Geschäftstermin mit einem Stadtbummel verbinden - een zaken afspraak combineren met het slenteren door de stad

7) eine Telefonverbindung herstellen telecommunicatie - verbinden
Würden Sie mich bitte mit Frau Schmidt verbinden? - Zou u mij alstublieft met mevrouw Schmidt kunnen doorverbinden?
Einen Augenblick bitte, ich verbinde. - Een ogenblik alstublieft, ik verbind u nu door.

8) zusammen auftreten - samengaan
Bei ihr verbinden sich Intelligenz und Ehrgeiz. - Bij haar gaat intelligentie samen met ambitie.
Damit dürften einige Schwierigkeiten verbunden sein. - Dat zou met enkele problemen gepaard kunnen gaan.

9) eine chemische Bindung eingehen scheikunde - verbinden
Wasserstoff und Sauerstoff verbinden sich zu Wasser. - Waterstof verbonden met zuurstof is water.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
verbinden (ww.) combineren (ww.) ; zwachtelen (ww.) ; zich verbinden (ww.) ; verbinden (ww.) ; van verband voorzien (ww.) ; samenvoegen (ww.) ; samenkoppelen (ww.) ; onderling verbinden (ww.) ; koppelen (ww.) ; knopen (ww.) ; binden (ww.) ; bijeen voegen (ww.) ; bevestigen (ww.) ; aaneenschakelen (ww.) ; aaneenrijgen (ww.) ; aan elkaar knopen (ww.)
verbinden koppelen ; verklimmen ; verbinden
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `verbinden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aneinanderreihen
DE: knoten
DE: kombinieren
DE: koppeln
DE: kuppeln
DE: sich verbinden
DE: umwickeln
DE: vereinen
DE: vereinigen
DE: verketten

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: die Augen verbinden NL: blinddoeken
DE: sich einen verbinden NL: iemand aan zich verplichten
DE: ich bin Ihnen sehr verbunden NL: ik ben u zeer verplicht, dankbaar