Vertalingen Steigen DE>NL
steigen
werkw.
1) an einen höher oder tiefer gelegenen Ort gehen -
klimmen auf einen Berg steigen - een berg beklimmen über den Zaun steigen - over het hek klimmen vorsichtig vom Dach / von der Leiter steigen - voorzichtig van het dak / van de trap klimmen |
2) sich nach oben bewegen -
(op)stijgen einen Drachen steigen lassen - een vlieger oplaten Luftblasen stiegen an die / zur Wasseroberfläche. - luchtbellen stegen op naar het wateroppervlak |
3) sich an einen Platz bewegen -
(op)stijgen , in-/opstappen aus dem / ins Auto steigen - uit de / in de auto stappen aufs Fahrrad steigen - op de fiets stappen vom Pferd steigen - van het paard afstijgen in die Badewanne steigen - in het bad stappen |
4) höher werden, zunehmen -
(op)stijgen die steigenden Arbeitslosenzahlen - het stijgende aantal werklozen Die Temperaturen steigen weiter. - De temperaturen blijven stijgen. |
5) deel van de uitdrukking: trappen auf die Bremse steigen - op de rem trappen jemandem auf den Fuß steigen - op iemand zijn voet trappen |
6) anziehen bzw. ausziehen -
(op)stijgen, klimmen, in-/opstappen in die / aus der Schlafanzughose steigen - de pyjamabroek aan- / uitdoen |
7) stattfinden -
plaatsvinden Wo steigt die Party? - Waar is het feest? |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
steigen (ww.) | opkomen (ww.) ; omhoog rijzen (ww.) ; omhoogklimmen (ww.) ; omhoogrijzen (ww.) ; omhoogstijgen (ww.) ; omlaagstappen (ww.) ; opdagen (ww.) ; opduiken (ww.) ; opgaan (ww.) ; omhoog komen (ww.) ; oprijzen (ww.) ; opvliegen (ww.) ; opzitten (ww.) ; rijzen (ww.) ; stappen (ww.) ; uitgaan (ww.) ; verschijnen (ww.) ; klauteren (ww.) ; de hort op gaan (ww.) ; construeren (ww.) ; bouwen (ww.) ; afstappen (ww.) ; aanwassen (ww.) |
das Steigen | het stijgen ; het klimmen ; het omhoogkomen ; het opstijgen ; de rijzing (v) ; de stijging (v) |
steigen | aantrekken ; wassen ; vloed ; stijgen ; omhooggaan |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Steigen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abhebenDE: angehenDE: anlaufenDE: AnschwellenDE: ansteigenDE: anwachsenDE: anziehenDE: aufbauenDE: aufbrechenDE: aufgehenUitdrukkingen en gezegdes
DE: das Spiel steigt morgen
NL: de wedstrijd heeft morgen plaatsDE: ein Lied steigt
NL: een lied weerklinktDE: auf einen Baum
steigen
NL: in een boom klimmenDE: aus dem Zug
steigen
NL: uit de trein stappenDE: ins Examen
steigen
NL: voor het examen opgaan