Vertaal
Naar andere talen: • mahnen > ENmahnen > ESmahnen > FR
Vertalingen mahnen DE>NL

I mahnen

werkw.
Uitspraak:  [ˈmaːnən]

1) jemanden nachdrücklich dazu auffordern, sich so zu benehmen, wie es richtig scheint - manen
jemanden zur Vorsicht mahnen - iemand tot voorzichtigheid manen
Der Arzt mahnte zur Geduld. - De dokter maande tot geduld.

2) jemanden schriftlich daran erinnern, dass man eine Rechnung noch nicht gezahlt hat juridisch - aanmanen
Der Handwerker hat schon zweimal gemahnt. - De vakman heeft al tweemaal een aanmaning gestuurd.
Mahngebühr - aanmaningskosten


II die Mahnung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈmaːnʊŋ]
Verbuigingen:  Mahnung , Mahnungen

1) deel van de uitdrukking: maning
jds eindringliche Mahnungen missachten - iemands nadrukkelijke maningen ignoreren

2) deel van de uitdrukking: schriftelijke aanmaning
jemandem eine Mahnung schicken - iemand schriftelijk manen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
mahnen (ww.) aanmanen (ww.) ; aanmanen tot een verplichting (ww.) ; doen denken aan (ww.) ; herinneren (ww.) ; iemand aansporen (ww.) ; manen (ww.) ; niet vergeten (ww.) ; ontbieden (ww.) ; onthouden (ww.) ; oproepen (ww.) ; sommeren (ww.)
das Mahnenhet rappelleren
mahnen aanmanen
Bronnen: interglot; A.M.T.S.


Voorbeeldzinnen met `mahnen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anmahnen
DE: auffordern
DE: aufrufen
DE: einberufen
DE: erinnern
DE: ermahnen
DE: fordern
DE: gedenken
DE: herausfordern
DE: herbeirufen