Vertalingen isolieren DE>NL
I isolieren
werkw.
1) von anderen absondern, trennen -
isoleren Sein Verhalten hat ihn gesellschaftlich isoliert. - Zijn houding heeft hem geïsoleerd van de samenleving. Du solltest dich nicht immer so isolieren. - Je moet jezelf niet zo isoleren. Isolierstation - isolatiekamer |
2) durch eine Schicht abdichten, schützen -
isoleren ein schlecht isoliertes Haus - een slecht geïsoleerd huis Isoliermaterial - isolatiemateriaal |
IIa die Isolation
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [izolaˈʦjoːn] |
Verbuigingen: | Isolation , Isolationen |
IIb die Isolierung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [izoˈliːrʊŋ] |
Verbuigingen: | Isolierung , Isolierungen |
1) deel van de uitdrukking: isolatie Er empfand seine soziale Isolation als sehr belastend. - Hij vond zijn sociale isolatie zeer bezwaarlijk. |
2) deel van de uitdrukking: isolatie Die Isolation von Fenstern spart Heizkosten. - Het isoleren van de ramen bespaart op de stookkosten. |
3) deel van de uitdrukking: isolatie die Isolation der Rohre erneuern - de isolatie van de buizen vernieuwen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
isolieren (ww.) | afdichten (ww.) ; afscheiden (ww.) ; afsplitsen (ww.) ; afzonderen (ww.) ; breeuwen (ww.) ; dichtdoen (ww.) ; dichten (ww.) ; dichtmaken (ww.) ; gaten stoppen (ww.) ; isoleren (ww.) ; koudebestendig maken (ww.) ; sluiten (ww.) ; toedoen (ww.) ; toetrekken (ww.) ; verzegelen (ww.) |
isolieren | isoleren |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `isolieren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abdichtenDE: abschliessenDE: abschneidenDE: AbsondernDE: abtrennenDE: aussondernDE: beendenDE: dichtenDE: scheidenDE: separieren