Vertalingen Abschneiden DE>NL
abschneiden
werkw.
1) abtrennen -
knippen sich eine Scheibe Brot abschneiden - een snee brood afsnijden |
2) ein Ergebnis erzielen -
een doel bereiken Sie hat im Examen gut abgeschnitten. - Zij heeft het examen goed gemaakt. |
3) deel van de uitdrukking: jemanden / etw. von etw. abschneiden (=isolieren, unerreichbar machen) - iemand / iets van iets scheiden
Das Dorf wurde durch die Lawine von der Außerwelt abgeschnitten. - Het dorp wird door de lawine van de buitenwereld afgesneden.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
abschneiden (ww.) | afsnijden (ww.) ; bijknippen (ww.) ; couperen (ww.) ; een beetje knippen (ww.) ; knippen (ww.) ; snijden (ww.) |
das Abschneiden | het afknippen |
abschneiden | afkappen ; afknippen ; afknotting ; afkorten ; afsnijden ; snijden |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Abschneiden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abknipsenDE: abschließenDE: absondernDE: abtrennenDE: beendenDE: beschneidenDE: durchschneidenDE: isolierenDE: schneidenDE: sondernUitdrukkingen en gezegdes
DE: einem etwas
abschneiden
NL: iemand van iets berovenDE: gut, schlecht
abschneiden
NL: het er goed, slecht afbrengen