Vertalingen befehlen DE>NL
befehlen
werkw.
jemandem einen Befehl geben -
bevelen Mein Vater hat mir befohlen, mein Zimmer aufzuräumen. - Mijn vader heeft mij bevolen mijn kamer op te ruimen. Die Polizei befahl die Räumung des Hauses. - De politie beval de ontruiming van het huis. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
befehlen (ww.) | aanvoeren (ww.) ; afkondigen (ww.) ; commanderen (ww.) ; dicteren (ww.) ; dwingen (ww.) ; leiden (ww.) ; leidinggeven (ww.) ; opdragen (ww.) ; ordonneren (ww.) ; overheersen (ww.) ; verordenen (ww.) ; verordineren (ww.) ; verordonneren (ww.) ; voorschrijven (ww.) |
befehlen | bevelen ; gebieden |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `befehlen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anordnenDE: auftragenDE: beauftragenDE: beherrschenDE: bekanntmachenDE: bestimmenDE: diktierenDE: erlassenDE: erzwingenDE: forcieren