Vertaal
Naar andere talen: • befehlen > ENbefehlen > ESbefehlen > FR
Vertalingen befehlen DE>NL

befehlen

werkw.
Uitspraak:  [bəˈfeːlən]

jemandem einen Befehl geben - bevelen
Mein Vater hat mir befohlen, mein Zimmer aufzuräumen. - Mijn vader heeft mij bevolen mijn kamer op te ruimen.
Die Polizei befahl die Räumung des Hauses. - De politie beval de ontruiming van het huis.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
befehlen (ww.) aanvoeren (ww.) ; afkondigen (ww.) ; commanderen (ww.) ; dicteren (ww.) ; dwingen (ww.) ; leiden (ww.) ; leidinggeven (ww.) ; opdragen (ww.) ; ordonneren (ww.) ; overheersen (ww.) ; verordenen (ww.) ; verordineren (ww.) ; verordonneren (ww.) ; voorschrijven (ww.)
befehlen bevelen ; gebieden
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `befehlen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anordnen
DE: auftragen
DE: beauftragen
DE: beherrschen
DE: bekanntmachen
DE: bestimmen
DE: diktieren
DE: erlassen
DE: erzwingen
DE: forcieren