Vertalingen beauftragen DE>NL
I beauftragen
werkw.
jemandem einen Auftrag erteilen -
opdragen Wen haben Sie mit dem Bau Ihres Hauses beauftragt? - Wie heeft u de opdracht voor de bouw van uw huis gegeven? |
II Beauftragte
zelfst.naamw. (masculine-feminine)
Uitspraak: | [bəˈ|auftraːktə] |
Verbuigingen: | Beauftragten , Beauftragten |
deel van de uitdrukking: volmacht der außenpolitische Beauftragte der EU - de gevolmachtigde van de EU voor de buitenlandse politiek |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
beauftragen (ww.) | belasten (ww.) ; bevelen (ww.) ; bezwaar aantekenen (ww.) ; bezwaar maken (ww.) ; bezwaren (ww.) ; commanderen (ww.) ; decreteren (ww.) ; gebieden (ww.) ; gelasten (ww.) ; omhoogbrengen (ww.) ; opdragen (ww.) ; rechtop zetten (ww.) ; verordenen (ww.) ; verordonneren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `beauftragen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anweisenDE: auftragenDE: autorisierenDE: beanstandenDE: befehlenDE: beherrschenDE: berechtigenDE: beschwerenDE: bevollmächtigenDE: das Recht gebenUitdrukkingen en gezegdes
DE: einen mit etwas
beauftragen
NL: iemand met iets belasten, iemand iets opdragen