Vertalingen auswirken DE>NL
I zich auswirken
reflexief werkw.
deel van de uitdrukking: sich irgendwie (auf jemanden / etw.) auswirken (=bestimmte Wirkungen oder Folgen für jemanden / etw. haben) - uitwerken
sich positiv / negativ auf die Wirtschaft auswirken - positief / negatief op de economie uitwerken
|
II die Auswirkung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈausvɪrkʊŋ] |
Verbuigingen: | Auswirkung , Auswirkungen |
deel van de uitdrukking: gevolg , effect Diese Substanz könnte Auswirkungen auf die Gesundheit haben. - Deze substantie kan gevolgen voor de gezondheid hebben. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
auswirken (ww.) | afwisselen (ww.) ; bewaarheid worden (ww.) ; blijken (ww.) ; herzien (ww.) ; resulteren (ww.) ; uitkomen (ww.) ; uitkomen bij (ww.) ; uitvloeien in (ww.) ; veranderen (ww.) ; verwisselen (ww.) ; wijzigen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `auswirken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abwandelnDE: abwechselnDE: amendierenDE: AnfertigenDE: aufkommenDE: ausbauenDE: auslaufenDE: bildenDE: eintauschenDE: eintreffenUitdrukkingen en gezegdes
DE: einem etwas
auswirken
NL: zorgen dat iemand iets krijgtDE: sich
auswirken
NL: zich ontwikkelen, ten gevolge hebben, zijn invloed hebben