Vertaal
Naar andere talen: • hinaufgehen > ENhinaufgehen > EShinaufgehen > FR
Vertalingen hinaufgehen DE>NL

hinaufgehen

werkw.
Uitspraak:  [hɪˈnaufgeːən]

1) nach oben gehen - omhooggaan
Gehen Sie die Treppe hinauf in den ersten Stock. - Loopt u de trap omhoog naar de eerste verdieping.

2) nach oben führen - oplopen
Auf einem steilen Weg ging es den Berg hinauf. - Op een steile weg ging het bergopwaarts.

3) höher, teurer werden - stijgen , oplopen
Die Energiepreise gehen wieder hinauf. - De energieprijzen stijgen alweer.

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking mit etw. hinaufgehen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
hinaufgehen (ww.) heffen (ww.) ; naar boven gaan (ww.) ; naar boven stappen (ww.) ; omhoog doen (ww.) ; omhooggaan (ww.) ; omhoogkomen (ww.) ; omhooglopen (ww.) ; omhoogstappen (ww.) ; opgaan (ww.) ; opstijgen (ww.) ; opvliegen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `hinaufgehen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abheben
DE: angehen
DE: anheben
DE: anlaufen
DE: ansteigen
DE: anziehen
DE: aufbrechen
DE: aufsteigen
DE: aufstocken
DE: aufwallen