Vertalingen hinaufgehen DE>NL
hinaufgehen
werkw.
1) nach oben gehen -
omhooggaan Gehen Sie die Treppe hinauf in den ersten Stock. - Loopt u de trap omhoog naar de eerste verdieping. |
2) nach oben führen -
oplopen Auf einem steilen Weg ging es den Berg hinauf. - Op een steile weg ging het bergopwaarts. |
3) höher, teurer werden -
stijgen , oplopen Die Energiepreise gehen wieder hinauf. - De energieprijzen stijgen alweer. |
4) deel van de uitdrukking: mit etw. hinaufgehen (=etw. erhöhen) - verhogen
Der Vermieter ist mit der Miete hinaufgegangen. - De verhuurder heeft de huur verhoogd.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
hinaufgehen (ww.) | heffen (ww.) ; naar boven gaan (ww.) ; naar boven stappen (ww.) ; omhoog doen (ww.) ; omhooggaan (ww.) ; omhoogkomen (ww.) ; omhooglopen (ww.) ; omhoogstappen (ww.) ; opgaan (ww.) ; opstijgen (ww.) ; opvliegen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `hinaufgehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abhebenDE: angehenDE: anhebenDE: anlaufenDE: ansteigenDE: anziehenDE: aufbrechenDE: aufsteigenDE: aufstockenDE: aufwallen