Beschneiden - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen Beschneiden DE>NL

I beschneiden

werkw.

Uitspraak:

[bəˈʃna idən]

1) mit einer Schere o. Ä. kürzen - snoeien

2) einschränken - inperken

3) die Vorhaut am Penis des Mannes oder die Klitoris einer Frau entfernen ^medisch - besnijden

ein beschnittener Mann - een besneden man

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bəˈʃna idʊŋ]
Verbuigingen:	Beschneidung , Beschneidungen

1) deel van de uitdrukking: besnoeiing

2) deel van de uitdrukking: beperking

3) deel van de uitdrukking: ^medisch besnijdenis

Overige bronnen

beschneiden (ww.)	trimmen (ww.) ; snoeien (ww.) ; knippen (ww.) ; besnoeien (ww.) ; besnijden (ww.) ; beperken (ww.) ; beknotten (ww.)
Beschneiden	snoei(-) ; trimmen ; snoeien ; afknippen ; passend maken ; op maat brengen ; het papier snoeien ; gelijk afsnijden ; de randen afsnijden ; clichérand afschuinen ; besnijden ; afsnijden ; afschaven

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Beschneiden`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Abgrenzen
DE: abschneiden
DE: absperren
DE: begrenzen
DE: durchschneiden
DE: einsparen
DE: kürzen
DE: limitieren
DE: mähen
DE: schneiden