1. MWB
  2. Vertalen
  3. durchschneiden (DE>NL)
Vertaal
Vertalingen durchschneiden DE>NL

durchschneiden

werkw.
Uitspraak:  [ˈdʊrçʃnaidən]

in Teile schneiden - doorsnijden
einen Apfel / eine Schnur in der Mitte durchschneiden - een appel / een snoer in het midden doorsnijden

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
durchschneiden (ww.) doorhakken (ww.) ; doorhouwen (ww.) ; doorklieven (ww.) ; doorknippen (ww.) ; doormidden hakken (ww.) ; doorsnijden (ww.) ; in tweeën houwen (ww.) ; klieven (ww.) ; kloven (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `durchschneiden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abschneiden
DE: bersten
DE: beschneiden
DE: durchhauen
DE: pflügen
DE: schlagen
DE: schneiden
DE: spalten
DE: splissen
DE: streichen