Vertaal
Naar andere talen: • ontbreken > ENontbreken > ESontbreken > FR
Vertalingen ontbreken NL>DE

ontbreken

werkw.
Uitspraak:  [ɔntˈbrekə(n)]
Verbuigingen:  ontbrak (verl.tijd ) heeft ontbroken (volt.deelw.)

er niet bij zijn, terwijl dat wel verwacht wordt - fehlen
Ik telde ze na en er ontbrak er een. - Ich zählte sie nach und es fehlte eins.
uitdrukking Het ontbreekt me aan...

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ontbreken (ww.) abwesend sein (ww.) ; fehlen (ww.) ; versäumen (ww.)
ontbreken (werkw.) fehlen
ontbreken mangeln
Bronnen: interglot; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `ontbreken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: gemis
NL: mankeren
NL: verzuimen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: het ontbreekt hem aan geld DE: es fehlt (mangelt) ihm an Geld, das Geld fehlt ihm
NL: (in dat gezin) ontbreekt (het aan) alles DE: mangelt es an allem
NL: wat ontbreekt er nog aan DE: was fehlt noch daran
NL: dat ontbrak er nog maar aan! DE: das fehlte (gerade) noch!
NL: het z. aan niets laten ontbreken DE: sich nichts abgehen lassen, es sich an nichts fehlen lassen