Vertaal
Naar andere talen: • mankeren > ENmankeren > ESmankeren > FR
Vertalingen mankeren NL>DE

mankeren

werkw.
Uitspraak:  [maŋ'kerə(n)]
Verbuigingen:  mankeerde (verl.tijd ) heeft gemankeerd (volt.deelw.)

niet helemaal gezond zijn - fehlen
ik mankeer helemaal niks - mir fehlt überhaupt nichts

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
mankeren (ww.) abwesend sein (ww.) ; fehlen (ww.) ; versäumen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `mankeren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: haperen
NL: ontbreken
NL: verzuimen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: wat mankeert je? DE: was fehlt dir?
NL: zonder mankeren DE: unfehlbar, ganz gewiß, todsicher, treffsicher, mit Sicherheit, ohne Ausnahme DE: (anders) ich werde nicht verfehlen