de betrekking

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[bəˈtrɛkɪŋ]
Verbuigingen:	betrekkingen (meerv.)

1) baan, werk - Anstellung (die ~), Posten (der ~), Job (der ~)

een betrekking hebben op het ministerie - eine Anstellung im Ministerium haben

2) band - Verbindung (die ~), Bezug (der ~), Beziehung (die ~)

goede betrekkingen hebben met het buurland - gute Beziehungen mit dem Nachbarland unterhalten

met betrekking tot (=wat betreft) - in Bezug auf

© K Dictionaries Ltd.

de betrekking (v)	das Amt ; die Beziehung ; der Bezug ; die Funktion ; die Stellung
de betrekking	die Beziehung ; der Posten ; die Stelle
betrekking	Position ; Relation

Bronnen: Wiktionary; interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aanstelling
NL: ambt
NL: band
NL: functie
NL: relatie
NL: werkkring

NL: betrekking voor halve dagen DE: Halbtagsbeschäftigung (die)
NL: met iemand in betrekking (staan) DE: zu einem in Beziehung, (in handel) mit einem in Verbindung
NL: zonder betrekking (zijn) DE: stellenlos
NL: in betrekking gaan DE: in Stellung gehen
NL: met betrekking tot DE: in bezug auf (4)
NL: hierop betrekking hebbende (gegevens) DE: diesbezügliche