Vertalingen ziel NL>DE
de ziel
zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: | [zil] |
Verbuigingen: | zielen (meerv.) |
1) onzichtbaar en onsterfelijk deel van de mens dat volgens gelovigen maakt dat je leeft -
Seele (die ~) je ziel blootleggen (=erg openhartig zijn over wat je denkt en voelt) - das Herz auf der Zunge liegen haben
|
iemand op zijn of haar ziel trappen (=iemand ernstig kwetsen of beledigen) - jemanden verletzen
|
2) mens -
Seele (die ~) De arme ziel kan niet in haar eigen huis blijven wonen; ze moet naar een verzorgingshuis. - Die arme Seele kann nicht in ihrem eigenen Haus wohnen bleiben; sie muss in ein Pflegeheim. |
twee zielen, één gedachte (=<dit zeg je als blijkt dat twee mensen toevallig tegelijk hetzelfde gaan doen of zeggen>) - zwei Dumme, ein Gedanke
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de ziel (v) | der Geist |
de ziel | die Seele |
ziel | Kern ; Kerndicke ; Schienensteg ; Seele ; Steg |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `ziel`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: geestNL: individuNL: kernUitdrukkingen en gezegdes
NL: God hebbe zijn
ziel
DE: Gott hab' ihn seligNL: (hij is) ter
ziele
DE: gestorbenNL: met zijn
ziel onder zijn arm lopen
DE: müßig gehen, sich langweilenNL: hoe meer
zielen hoe meer vreugd
DE: je größer die Gesellschaft, je größer die Freude