wensen

werkw.

Uitspraak:	['wɛnsə(n)]
Verbuigingen:	wenste (verl.tijd ) heeft gewenst (volt.deelw.)

1) graag willen - wünschen , wollen , möchten

Ik wens een eenpersoonskamer. - Ich möchte ein Einzelzimmer. Ik wens niet langer gebruik te maken van uw diensten. - Ich möchte Ihre Dienste nicht länger in Anspruch nehmen.

te wensen overlaten (=niet goed (gemaakt, geregeld enz.) zijn) - zu wünschen übriglassen Zijn gedrag laat veel te wensen over. - Sein Verhalten lässt viel zu wünschen übrig.

2) als wens (2) uitspreken - wünschen

Ik wens je een goede gezondheid. - Ich wünsche dir viel Gesundheit.

© K Dictionaries Ltd.

wensen (ww.)	möchten (ww.) ; wollen (ww.)
wensen (werkw.)	wünschen
het wensen	das Begehren ; die Begierde ; das Verlangen
wensen	wünschen

Bronnen: interglot; Wiktionary




NL: begeren
NL: lust
NL: smachten
NL: toewensen
NL: verkiezen
NL: verlangen
NL: willen
NL: zorgen
NL: zucht

NL: (veel) te wensen overlaten DE: zu wünschen übrig lassen
NL: (het is) gewenst DE: erwünscht
NL: alle gewenste inlichtingen DE: jede erwünschte Auskunft
NL: de gewenste grootte (opgeven) DE: die gewünschte Größe