Vertaal
Naar andere talen: • schelen > ENschelen > ESschelen > FR
Vertalingen schelen NL>DE

schelen

werkw.
Uitspraak:  [ˈsxelə(n)]
Verbuigingen:  scheelde (verl.tijd ) heeft gescheeld (volt.deelw.)

1) verschillend zijn in een bepaald opzicht - sich unterscheiden , verschieden sein
Mijn vader en moeder schelen acht jaar (in leeftijd). - Der Altersunterschied zwischen meinem Vater und meiner Mutter beträgt 8 Jahre.
uitdrukking Het scheelt een slok op een borrel
uitdrukking Het scheelde maar een haar of...

2) deel van de uitdrukking: -
uitdrukking Het kan me niet schelen.

3) deel van de uitdrukking: -
uitdrukking eraan schelen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
schelen (ww.) abweichen (ww.) ; sich unterscheiden (ww.) ; unterschiedlich sein (ww.)
schelen (werkw.) kümmern
het schelendie Differenzen ; die Unterschiede
schelen differieren ; einen Unterschied machen ; fehlen ; hapern ; verschieden sein
Bronnen: interglot; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `schelen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: er toe doen
NL: haperen
NL: ontbreken
NL: uiteenlopen
NL: verschil maken
NL: verschillen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: zij schelen veel in grootte, in leeftijd DE: sie sind an Größe, im Alter sehr verschieden
NL: in leeftijd niet veel schelen DE: fast gleich alt sein
NL: zij schelen 3 jaren DE: sie sind 3 Jahre auseinander
NL: (dat) scheelt veel DE: macht einen großen Unterschied
NL: het scheelde niet veel of hij was verdronken DE: es fehlte nicht viel, so wäre er ertrunken
NL: (wat) scheelt eraan, scheelt je? DE: fehlt dir?
NL: het kan me niets schelen DE: es ist mir einerlei, gleichgültig
NL: (dat) kan me geen laars schelen DE: ist mir ganz egal, ganz Wurst, schnuppe
NL: (wat) kan mij dat schelen DE: kümmert es mich, liegt mir daran, geht es mich an