Vertaal
Naar andere talen: • opschieten > ENopschieten > ESopschieten > FR
Vertalingen opschieten NL>DE

opschieten

werkw.
Uitspraak:  ɔpsxitə(n)]
Verbuigingen:  schoot op (verl.tijd ) is opgeschoten (volt.deelw.)

1) je haasten - sich beeilen
Je moet opschieten, want we zijn al laat. - Du musst dich beeilen, denn wir sind schon spät dran.

2) snel vooruitgaan - vorankommen
Nu we weten hoe het moet, schiet het werk lekker op. - Jetzt, wo wir wissen, wie es geht, kommen wir gut mit der Arbeit voran.
uitdrukking goed met iemand kunnen opschieten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
opschieten (ww.) aufgehen (ww.) ; aufkeimen (ww.) ; beeilen (ww.) ; eilen (ww.) ; hasten (ww.) ; hetzen (ww.) ; jagen (ww.) ; sich beeilen (ww.) ; sich verstehen (ww.) ; sich vertragen (ww.) ; sputen (ww.) ; wetzen (ww.)
opschieten (werkw.) (sich) beeilen
opschieten Bandablegen ; parallele Schleifen legen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `opschieten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: ijlen
NL: jachten
NL: jagen
NL: jakkeren
NL: omgaan
NL: omhoog schieten
NL: reppen
NL: snellen
NL: spoeden
NL: uit de grond schieten

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: de trap opschieten DE: die Treppe hinaufschießen, hinauffliegen DE: (vooruitkomen) vorwärtskommen, Fortschritte machen DE: (voortmaken) sich beeilen, schnell machen
NL: (de tijd) begint mooi op te schieten DE: ist bald herum
NL: (het werk) schiet op DE: geht gut vorwärts
NL: het werk schiet niet op DE: die Arbeit kommt nicht von der Stelle, ich komme mit der Arbeit nicht vorwärts
NL: goed met elkaar kunnen opschieten DE: gut miteinander auskommen können
NL: schiet op! DE: mach schnell!, (lopen, rijden) geh zu!, fahr zu!, (hoepel op) packe dich!
NL: (alle patronen) opschieten DE: verschießen