Vertalingen jagen NL>DE
jagen
werkw.
Uitspraak: | [ˈjaxə(n)] |
Verbuigingen: | jaagde, joeg (verl.tijd ) heeft gejaagd (volt.deelw.) |
1) (dieren) proberen te vangen of (iets of iemand) proberen te verwerven -
jagen jagen op konijnen - Kaninchen jagen jagen op de klanten van een concurrerende bank - Kunden einer konkurrierenden Bank abjagen |
2) dwingen te gaan in de richting van -
jagen Hij jaagt de kat de tuin uit. - Er jagt die Katze zum Garten hinaus. iemand de dood in jagen - jemanden in den Tod jagen |
iemand op kosten jagen (=veroorzaken dat iemand veel geld moet uitgeven) - in Unkosten stürzen
De verbouwing van zijn huis heeft hem wel op kosten gejaagd. - Der Umbau seines Hauses hat ihn doch in Unkosten gestürzt.
|
3) deel van de uitdrukking: -
erdoor jagen (=(geld) snel opmaken) - durchbringen
Hij heeft in een maand de hele erfenis erdoor gejaagd. - Er hat in einem Monat das gesamte Erbe durchgebracht.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
jagen (ww.) | beeilen (ww.) ; eilen (ww.) ; hasten (ww.) ; hetzen (ww.) ; jagen (ww.) ; sich beeilen (ww.) ; sputen (ww.) ; wetzen (ww.) |
jagen (werkw.) | jagen ; treideln |
het jagen | die Jagd |
jagen | erbeuten |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `jagen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanpotenNL: haast makenNL: haastenNL: ijlenNL: jachtNL: jachtenNL: jakkerenNL: najagenNL: opschietenNL: overhaastenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (de wolken)
jagen langs de (hemel)
DE: jagen amNL: (op) hazen
jagen
DE: (auf) Hasen (4) jagenNL: op een baantje
jagen
DE: Jagd machen auf ein AmtNL: (iemand)
jagen
DE: jagen, treiben, hetzenNL: (iemand het bloed) naar het gezicht
jagen
DE: ins Gesicht jagenNL: (iemand) op kosten
jagen
DE: in Kosten bringenNL: erdoor
jagen
DE: (verkwisten) vergeuden, (door de keel) durch die Gurgel jagenNL: (een wetsvoorstel) erdoor
jagen
DE: durchpeitschen