Vertaal
Naar andere talen: • aanpoten > ENaanpoten > ESaanpoten > FR
Vertalingen aanpoten NL>DE
aanpoten (ww.) eilen (ww.) ; hasten (ww.) ; hetzen (ww.) ; jagen (ww.) ; schuften (ww.) ; schwer arbeiten (ww.) ; sich abmühen (ww.) ; sich abrackern (ww.) ; sich beeilen (ww.) ; sich plagen (ww.) ; wetzen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `aanpoten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afbeulen
NL: buffelen
NL: flink aanpakken
NL: haast maken
NL: haasten
NL: hard werken
NL: ijlen
NL: jagen
NL: kapotwerken
NL: overhaasten