Vertaal
Naar andere talen: • brommen > ENbrommen > ESbrommen > FR
Vertalingen brommen NL>DE

brommen

werkw.
Uitspraak:  [ˈbrɔmə(n)]
Verbuigingen:  bromde (verl.tijd ) heeft gebromd (volt.deelw.)

1) een laag geluid maken - brummen
bromvlieg - Schmeißfliege

2) mopperen - murren , brummen
De toeschouwers bromden: 'weer geen doelpunten gezien'.

3) op een bromfiets rijden - Moped fahren
Als jongens bromden we daar 's winters heen.

4) in de gevangenis zitten - brummen
twee jaar moeten brommen voor iets dat je niet gedaan hebt

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
brommen (ww.) brummeln (ww.) ; brummen (ww.) ; brutzeln (ww.) ; grunzen (ww.) ; knurren (ww.) ; meckern (ww.) ; murren (ww.) ; schimpfen (ww.) ; schwirren (ww.) ; summen (ww.) ; surren (ww.)
brommen brummen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `brommen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: gevangen zitten
NL: gonzen
NL: kankeren
NL: klagen
NL: knorren
NL: mompelen
NL: mopperen
NL: morren
NL: mummelen
NL: murmelen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: op iemand brommen DE: (auf) einen schelten
NL: wat ik je brom DE: das kann ich dir flüstern, singen