de dop

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[dɔp]
Verbuigingen:	doppen (meerv.)

1) rond schijfje om een fles af te sluiten - die (Verschluss-)Kappe (die ~), Deckel (der ~)

de dop op de fles doen - den Deckel auf die Flasche drehen

2) harde schil om een noot of vrucht - Hülse (die ~), Schale (die ~)

de dop van een pinda - Erdnussschale

3) deel van de uitdrukking: -

uit je doppen kijken (=opletten waar je loopt) - die Augen aufhalten Je staat op mijn teen. Je moet uit je doppen kijken. - Du stehst auf meinem Zeh. Du musst deine Augen aufhalten.

© K Dictionaries Ltd.

de dop (m)	die Verschlusskappe ; die Nuss ; die Käseglocke ; die Kappe ; die Glocke ; die Glasglocke ; der Deckel
DOP (Afkorting)	(PAD) (Afkorting) ; Verringerung der Genauigkeit ; Rodungsprämie ; DOP (Afkorting)
dop	Arrêtspitze ; Tubenhütchen ; der Stopfen ; Steckschluesseleinsatz ; Schote ; Schnappdeckel ; Schale ; quadratische Einlage ; Kappe ; Fruchtschale

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




NL: boerenhuis
NL: bolster
NL: deksel
NL: kaasstolp
NL: kapje
NL: schaal
NL: schil
NL: sluitdop
NL: stolp
NL: stolphuis

NL: kunstenaar in de dop DE: künftiger Künstler
NL: uit je doppen (kijken) DE: aus den Augen