Vertalingen afscheiden NL>DE
afscheiden (ww.) | ausstoßen (ww.) ; triefen (ww.) ; trennen (ww.) ; sickern (ww.) ; sezernieren (ww.) ; separieren (ww.) ; scheiden (ww.) ; isolieren (ww.) ; durchsickern (ww.) ; aussondern (ww.) ; ausscheiden (ww.) ; abtrennen (ww.) ; abspalten (ww.) ; absondern (ww.) |
afscheiden (werkw.) | absondern |
afscheiden | abgrenzen ; Sortierung ; Sortieren |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `afscheiden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afsplitsenNL: afvoerenNL: afzonderenNL: isolerenNL: lozenNL: producerenNL: scheidenNL: separerenNL: splitsenNL: uitscheidenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (z. van een kerk)
afscheiden
DE: abtrennen