volhouden

werkw.

Uitspraak:	['vɔlhɑudə(n)]
Verbuigingen:	hield vol (verl.tijd ) heeft volgehouden (volt.deelw.)

1) blijven doen wat je begonnen bent - aushalten , durchhalten

Afvallen is een kwestie van volhouden. - Abnehmen ist eine Frage des Durchhaltens.

Hoe hou je het vol? (=<dit zeg je tegen iemand die een zware taak heeft of in een vervelende situatie zit>) - Wie hälst du das durch?

2) blijven zeggen wat je gezegd hebt - bestehen auf , steif und fest behaupten , hartnäckig beharren auf

Hij hield vol dat hij onschuldig was. - Er beharrte hartnäckig auf seine Unschuld.

© K Dictionaries Ltd.

volhouden (ww.)	andauern (ww.) ; anhalten (ww.) ; ausgestreckt halten (ww.) ; aushalten (ww.) ; ausharren (ww.) ; bestehen (ww.) ; durchhalten (ww.) ; ertragen (ww.) ; tragen (ww.)
volhouden	beharren

Bronnen: interglot; Wikipedia




NL: aanhouden
NL: beweren
NL: doorbijten
NL: doorgaan
NL: doorstaan
NL: doorzetten
NL: dragen
NL: dulden
NL: harden
NL: houden

NL: (niet alleen beginnen, maar ook) volhouden DE: durchhalten DE: (volharden) ausharren DE: (uithouden, verdragen) aushalten
NL: een bewering volhouden DE: eine Behauptung aufrechterhalten, bei einer Behauptung beharren, bleiben
NL: stokstijf volhouden DE: steif und fest behaupten
NL: hij houdt vol, dat... DE: er beharrt dabei, bleibt dabei daß... DE: (iets consequent blijven doorzetten) durchführen