Vertaal
Naar andere talen: • stangen > ENstangen > ESstangen > FR
Vertalingen stangen NL>DE

stangen

werkw.
Uitspraak:  [ˈstɑŋə(n)]
Verbuigingen:  stangde (verl.tijd ) heeft gestangd (volt.deelw.)

(iemand) doelbewust boos maken - sticheln
Hij zit me altijd te stangen. - Er stichelt mich immer.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
stangen (ww.) piesacken (ww.) ; provozieren (ww.) ; reizen (ww.) ; schikanieren (ww.) ; striezen (ww.) ; triezen (ww.) ; zusetzen (ww.) ; ärgern (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `stangen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: jennen
NL: pesten
NL: plagen
NL: sarren
NL: tarten
NL: tergen
NL: treiteren
NL: uitdagen
NL: zieken