Vertalingen sarren NL>DE
sarren (ww.) | brutal vorgehen (ww.) ; martern (ww.) ; piesacken (ww.) ; plagen (ww.) ; provozieren (ww.) ; reizen (ww.) ; schikanieren (ww.) ; schinden (ww.) ; striezen (ww.) ; triezen (ww.) ; tyrannisieren (ww.) ; wegekeln (ww.) ; zusetzen (ww.) |
sarren (werkw.) | quälen ; reizen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `sarren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: jennenNL: koeionerenNL: kwellenNL: narrenNL: pestenNL: plagenNL: stangenNL: tartenNL: tergenNL: treiteren