Vertalingen stangen NL>FR
[ˈstɑŋə(n)] [vvt: heeft gestangd]1 ( pesten) (iemand) doelbewust boos maken - faire devenir chèvre - faire enrager
`Hij zit me altijd te stangen.`
Il essaie tout le temps de me faire enrager.
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
stangen (ww.) | agacer (ww.) ; asticoter (ww.) ; enquiquiner (ww.) ; harceler (ww.) ; irriter (ww.) ; taquiner (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `stangen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: jennenNL: pestenNL: plagenNL: sarrenNL: tartenNL: tergenNL: treiterenNL: uitdagenNL: zieken